I. Europese Commissie start op 2 juli 2018 inbreukprocedure voor het EU-Hof in Luxemburg tegen Polen inzake de wetgeving betreffende het Hooggerechtshof;
II. Rechters in Kielce hebben Polen voor het EHRM in Straatsburg gedaagd inzake schending van art. 6 EVRM
(bron: Gazeta Wyborcza van 2 juli 2018, met o.a. Tomasz Bielecki, Brussel, Deutsche Welle,)
I. Inbreukprocedure voor het EU-Hof
Op verzoek van vele zijden (zie mijn bericht van 29 juni j.l.) heeft Commissaris Timmermans namens de Commissie vandaag een inbreukprocedure tegen Polen aanhangig gemaakt voor het Hof in Luxemburg. Deze betreft het op 3-4 juli dreigende ontslag van de President en een groot aantal rechters in het Hooggerechtshof, in strijd met de Poolse Grondwet (zie mijn bericht van 29 juni j.l.). De Commissie schrijft nu aan de Poolse regering dat de desbetreffende wetswijzigingen een schending opleveren van “het beginsel van de onafhankelijkheid, en van de daarmee samenhangende onafzetbaarheid van de Rechterlijke Macht”.
Dit besluit van de Commissie schort de inwerkingtreding van de bedoelde wet niet op, maar opent de weg om over enkele weken een formele klacht in te dienen die wel kan worden gecombineerd met een verzoek tot schorsing van de werking van de gewraakte wetgeving, welke gepaard kan gaan met snelle voorlopige maatregelen. Om dit mogelijk te maken moest de zaak, zoals nu dus gebeurd is, vóór de inwerkingtreding, dus vóór 3 juli aanhangig worden gemaakt. Eventuele maatregelen getroffen rondom 3 en 4 juli kunnen nu spoedig worden geblokkeerd.
Polen heeft nu een maand gekregen om op de aantijgingen te reageren. Als het antwoord van Polen niet bevredigend is, moet de Commissie een tweede schrijven (een zogenaamde ‘gemotiveerde opinie’) bij het Hof indienen, waarop de Poolse regering dan weer kan reageren. Pas na afloop van deze inleidende procedure kan de formele klacht tegen Polen bij het Hof zelf worden ingediend.
De Commissie baseert haar stellingname op de aanname dat rechters van een lidstaat tevens rechters van de EU zijn, omdat zij ook het EU-recht moeten toepassen. Dat geeft de EU het recht om de handhaving van het beginsel van de onafhankelijkheid c.q. onafzetbaarheid en effectiviteit van rechtspraak indien nodig af te dwingen. Een dergelijke opvatting heeft het Hof voor het eerst zeer onlangs gehuldigd in een zaak betreffende de honorering van Portugese rechters. Het Hof baseerde zich hierbij rechtstreeks op de tekst van de Unie-verdragen. Het gaat met name om art. 19 Unieverdrag (“De Lidstaten moeten ervoor zorgen dat de doeltreffendheid van de rechtsbescherming op het terrein van het Unie-recht gegarandeerd is”). In de uitvoerige besprekingen van de Polen met Timmermans is dit alles aan de orde geweest, zonder resultaat. De Poolse voorstellen betroffen, naar bleek, nergens werkelijk relevante zaken (zie ook mijn eerdere berichten) en nu is het geduld dus op.
Aangenomen mag worden dat de invoering van de nieuwe regeling betreffende de pensioenleeftijd van rechters van het Hooggerechtshof, voor de Commissie uiteindelijk de overschrijding was van een absolute ‘rode lijn’. Uiteindelijk, eind juni, werd duidelijk dat premier Morawiecki (aangestuurd door partijleider Kaczynski) geen ‘politieke ruimte’ meer had om nog verder te sleutelen aan de nieuwe wettelijke regels betreffende het Hooggerechtshof. Morawiecki gaf tijdens de top van vorige week in Brussel te kennen dat Polen ‘een grote compromis-bereidheid had getoond, maar zich aan geen enkel dictaat van de Commissie kan onderwerpen’. Een door sommigen toch nog verwachte plotselinge volte van Warschau bleef uit.
Het lijkt erop dat na lange aarzelingen in de Commissie tussen vasthouden aan de ‘art.7-procedure’ en de effectievere, maar wellicht juridisch riskantere inbreukprocedure voor het Hof (zie over deze twee procedures nader mijn bericht van 29 juni), de voorkeur van Timmermans voor deze tweede, modernere zienswijze de doorslag heeft gegeven. Intussen rekent de Poolse minister van Buitenlandse zaken Czaputowicz erop dat Polen “gelijk heeft” en dat het meningsverschil met de Commissie in het voordeel van Polen zal worden beslecht. Ook suggereerde hij dat de Commissie bevreesd is dat de stemming in de Raad volgens de artikel 7-procedure v/h Verdrag (vier vijfde, d.w.z. 22 lidstaten moeten vóór zijn) wel eens in nadeel van de Commissie zou kunnen uitvallen. En hij verzekerde dat de personele zuivering van het Hooggerechtshof de komende dagen gewoon doorgaat.
II. Rechters in Kielce wenden zich tot het EHRM
Eveneens opzienbarend is het nieuws, ook van vandaag, dat twee rechters, Aliona Bojara en Mariusz Broda, gewezen vice-presidenten van de Rechtbank in Kielce (een provinciehoofdstad ten zuiden van Warschau), besloten hebben hun heil te zoeken bij een ander Europees Hof, te weten het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. (Dit Hof is een instelling van de Raad van Europa en valt dus buiten het verband van de EU).
Het gaat deze twee rechters om de uitvoering van een wet van vorig jaar, in mijn eerdere berichten besproken, die de minister van Justitie (Ziobro) machtigde om gedurende zes maanden (van augustus 2017 tot februari 2018) op volstrekt arbitraire wijze en zonder motivering presidenten en vice-presidenten van de gerechten te ontslaan en te vervangen door personen van zijn keuze. Meer dan honderd presidenten en vice-presidenten trof dit lot, en in januari van dit jaar ook deze twee rechters in Kielce, die allebei bij die rechtbank vicepresident waren. Het tweetal besloot uiteindelijk dezer dagen, ten einde raad, zich tot het genoemde Europese Hof te wenden. Hun eerdere protesten tegen deze degradatie, die op geen enkele wijze gemotiveerd was, hadden niets opgeleverd; sterker: er was volgens het nieuwe “recht” simpelweg geen enkel beroep mogelijk. Zelfs was er geen enkel adres voor het doen van beklag of voor een verzoek om opheldering. Voor de hand lag dus een procedure op basis van art. 6 EVRM, dat in beginsel voor alle schendingen van rechtsregels de toegang tot een onafhankelijke rechter garandeert.
2 juli 2018
Paul Meijknecht