Benoeming Poolse opperrechters mogelijk in strijd met Europees recht

Hoog Administratief Gerechtshof (Adrian Grycuk)

Poolse rechters die worden afgewezen voor het Hooggerechtshof kunnen die afwijzing laten toetsen door een Europees gerecht, ook als de nationale Grondwet of het Constitutioneel Hof elk beroep uitsluit. Dat heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op 2 maart bepaald. De Raad voor de Rechtspraak in Polen beoordeelt sollicitaties namelijk niet politiek onafhankelijk. Deze uitspraak zet de benoeming van ruim 40 rechters in het Hooggerechtshof onder president Andrzej Duda op losse schroeven. Minister van Justitie Zbigniew Ziobro noemt de uitspraak ‘onaanvaardbaar’.

In de zich al vier jaar voortslepende discussie over de benoemingsprocedure van nieuwe rechters, in het bijzonder in het Poolse Hooggerechtshof, heeft het Hof van Justitie op 2 maart j.l. een belangrijke uitspraak gedaan (ECLI:EU:C:2021:153). De zaak was aangespannen door vijf rechters die zich uiteindelijk bij het Hoog Administratief Gerechtshof erover beklaagden dat hun sollicitatie naar het ambt van rechter in het Hooggerechtshof zonder opgaaf van redenen door de Landelijke Raad voor de Rechtspraak was afgewezen, en dat in hun plaats „andere kandidaten” voor dat ambt aan de President waren voorgedragen. Zij waren kort gezegd van oordeel, dat in deze procedure onafhankelijke rechterlijke (en zeker geen politieke) toetsing onmisbaar is. Daartoe hadden zij zicht uiteindelijk tot de hoogste administratieve rechter in Polen, het Hoog Administratief Gerechtshof, gewend.

Rechterlijke toetsing uitgehold

De naar hun mening onmisbare politiek onafhankelijke  rechterlijke toetsing van hun sollicitatie, die voorheen bestond, was in de afgelopen jaren stap voor stap door de PiS-regering, lees: minister van Justitie Ziobro,  uitgehold, en was uiteindelijk in feite geheel afwezig. Ook het toezicht hierop door het Hoog Administratief Gerechtshof,  dat, ten einde raad daartoe benaderd, met deze taak werd belast, was nu wettelijk afgeschaft. Volgens de regering was en is de rechtersbenoeming een zaak die geheel kan en moet worden toevertrouwd aan de Landelijke Raad voor de Rechtspraak, zoals ook in de Grondwet is vastgelegd. Maar die Grondwet (art. 187) ging nog uit van onafhankelijkheid van deze Raad; het probleem was en is echter dat de onafhankelijke werkwijze van de Raad voor de Rechtspraak de afgelopen jaren, al vanaf het allereerste begin van de periode (vanaf najaar 2015) waarin PiS de macht had overgenomen, wettelijk en praktisch steeds verder is uitgehold, zodat deze Raad uiteindelijk, wat kennelijk de bedoeling was,  geheel door de regering wordt gestuurd.

Ruim veertig rechters benoemd

De grondwettelijke rol van deze als politiek onafhankelijk bedoelde Raad is geleidelijk aan  op allerlei manieren uitgehold ten gunste van de regeringspartijen. Eerdere uitspraken van het Hof van Justitie over deze kwestie hebben niet kunnen voorkomen dat de regering stap voor stap haar greep op de ‘onafhankelijke’ rechterlijke macht  wist  te versterken. Dit heeft er o.a. al toe geleid dat zelfs in het Hooggerechtshof de afgelopen jaren meer dan 40 door PiS uitgekozen rechters zijn benoemd, en de uitschakeling van de bemoeiingen van de laatste grote stoorzender bij rechtersbenoemingen: het Hoog Administratief Gerechtshof,  leek ook voor het grijpen te liggen. Maar  dit plan lijkt nu dus te zijn verstoord door het Hof van Justitie in Luxemburg, dat in deze zaak door het Poolse  Hoog Administratief Gerechtshof was benaderd. Dit was de reactie van dit hof op de dreigende uitsluiting van zijn bemoeienis met de gewenste onafhankelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak.

Politieke onafhankelijkheid redden

Zoals het perscommuniqué  van het Hof van Justitie vermeldt: „In geval van een bewezen schending (van het Unierecht, p.m.) verplicht het beginsel van voorrang van het Unierecht de nationale rechter om dergelijke wijzigingen (bedoeld zijn hier: de opeenvolgende puur politieke wijzigingen van de Poolse wet betreffende de nationale Raad voor de Rechtspraak) buiten toepassing te laten” en, kan men hieraan toevoegen: aldus te trachten politieke onafhankelijkheid van rechters en rechtersbenoemingen te redden.

‘Passende gerechtelijke stappen’

In een communicaat na de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 2 maart in de door het Hoog Administratief Gerechtshof (H.A.G.) aangespannen procedure (zie mijn commentaar van 3 maart), is namens de desbetreffende Kamer van het H.A.G. te verstaan gegeven dat nu spoedig „passende gerechtelijke stappen” zullen volgen ter uitwerking van de uitspraak van 2 maart. Zoals het Poolse Hoogerechtshof na een eerdere uitspraak van het Europese Hof  in een vergelijkbare zaak al had gedaan (wat toen  leidde tot de conclusie dat „de leden van de nieuwe Disciplinaire Kamer  van het Hooggerechtshof geen rechters zijn”), kan het H.A.G. nu verdere consequenties verbinden aan de constatering van het Europese Hof dat de Raad voor de Rechtspraak ten gevolge van door regeringspartij PiS vanaf 2018 aangebrachte wetswijzigingen niet meer het in de Grondwet bedoelde onafhankelijke orgaan is.

Geen uitsluiting van Europees beroep

Vijf rechters die óók hadden gesolliciteerd voor de raadsheervacatures, maar zonder motivering waren afgewezen en daartegen in beroep wilden gaan, moesten nu een aparte procedure voor het Europese Hof entameren omdat PiS in een recente wet ieder gerechtelijk bezwaar tegen de rechtersvoordrachten van de nu in feite geheel door PiS gestuurde Raad van de Rechtspraak had uitgesloten. De procedure voor het Hof in Luxemburg was voor het vijftal dus de enige beroepsmogelijkheid. Het Europese Hof heeft nu te verstaan gegeven dat  uitsluiting van het aantekenen van beroep (uiteraard) niet kan gelden voor een beroep op Europees recht bij een Europees gerecht, en dat zelfs de Poolse Grondwet of een uitspraak van het Poolse Constitutionele Hof daaraan niets kan afdoen. Het verwijt  in de onderhavige procudure, dat is geaccepteerd door het Hof van Justitie, was dat bij de beoordeling door de Raad voor de Rechtspraak van sollicitaties voor de rechterlijke macht politieke onafhankelijkheid, een kernvereiste, geheel ontbrak.

Terugwerkende kracht?

Het lijkt nu denkbaar dat de onderhavige uitspraak van het Hof van Justitie ook terugwerkende kracht zal hebben ten aanzien van de rechtsgeldigheid van de meer dan 40 wél verleende benoemingen door president Duda van de door de Raad voor de  Rechtspraak sinds 2018 voorgedragen  kandidaten voor het Hooggerechtshof.  Het H.A.G. zal nu ook daarover moeten beslissen. Minister van Justitie Ziobro gaf te kennen dat naar zijn mening de uitspraak van het Hof van Justitie onaanvaardbaar is.

Tekst: Paul Meijknecht

Foto: Adrian Grycuk